Categorie: <span>Misschien wel het mooiste liedje van…</span>

Lieve Eline,

Sorry nog. Voor die brief. Dat e-mailtje. Het was doordrenkt met alcohol. Vol pathetisch gewauwel over angst, liefde en de toekomst. Het was somber, het was nacht en meer dan vijftien jaar geleden. Ik miste die dag een tentamen, zo rond het middaguur, omdat ik te onverschillig was om op te staan. Bovendien;

“Not every fact is true”

Het studentenhuis was leeg, op de muizen in de spouwmuren na. De jaren leken best lang te duren en ik schoot eigenlijk geen meter op. Ik zat vast in een poel van vrije tijd, feestjes en andere misère. Ik pakte een stoel en schreef met een zwarte stift ‘Under neon loneliness, motorcycle emptiness’ op de muur. Daarna schonk ik mijn glas weer vol.

Dank nog. Voor jouw antwoord. Ik schreef niet terug. Ik schrijf niet terug. Ik weet genoeg.

Het moet beter.

“We will not turn out
The way that you once thought we would
But you need to do better
In case we should”


(Bart Constant is Rutger Hoedemaekers. In 2012 bracht hij het album Tell Yourself Whatever You Have To uit, met daarop dit prachtige uitgesponnen Do Better (Animals Make Me Angry). De videoclip (met Olivier ‘Het Zakmes’ Tuinier!) won in 2011 de prijs voor Beste Video op het Nederlands Film Festival. Allemaal feiten. En allemaal waar. Maar het draait natuurlijk om de muziek en om de tekst. Ik denk daarbij aan bezinning en inkeer. Een zacht schopje onder je kont. Maar het kan natuurlijk evengoed over de liefde gaan.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Zeg dat het niet zo is

‘Zitten daar überhaupt dieren?’ Ik wees met de hals van mijn bierflesje naar de overkant van de straat. Het kinderboerderijtje baadde in het donker, terwijl aan de horizon de dageraad verscheen. We zaten op het balkon en jij liet een nieuw singletje in de cd-lade glijden. ‘Ze zitten er wel,’ zei je. Je haalde diep adem, slaakte een ijselijke kreet en veroorzaakte een kakofonie tussen nacht en dag. Toen kwam het intro.

Say it ain’t so

Hier keek je het dorp uit. Hier schreef je jouw verhalen en hier luisterde je naar jouw muziek. Hier zocht ik een paar maanden later die singletjes en die schriften. Het balkon was leeg en dat liet ik zo. Aan de overkant was het stil.

(Een blauwdruk voor die lastige jaren; dat was het debuutalbum van Weezer. Ongeëvenaard ook, en dus deed elke opvolger pijn in mijn portemonnee. Rivers Cuomo voorziet een ramp als hij Say It Ain’t So schrijft. Want het mag echt niet waar zijn. Stiefvader Stephan mag niet de alcoholische weg inslaan die zijn vader bewandelde. De vondst van een flesje Heine(ken) brengt de mooiste tienerangst naar boven. Maar ik dacht alleen; zeg dat het niet zo is. Zeg dat het niet waar is.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Kerstavond 1997

Het feest was nog niet eens begonnen, maar bussen reden al niet meer. In ieder geval niet tussen het stationnetje en mijn ouderlijk huis. Hotel Reijrink had zijn deuren al gesloten en een mobiele telefoon had ik nog niet. Er was niemand op straat. Dus liep ik vier kilometer door de koude, heldere nacht. Alleen. Moederziel alleen. Huilend naar de maan.

Niet echt huilend, hoor. Maar er was wel iets aan de hand. En ik nam een beslissing. Een grote. Voor mijn doen, op dat moment, kerstavond 1997. Terwijl ik dacht aan ons leven en onze brieven liep ik tussen de Achterhoekse weilanden. De koude wind blies. Het was over.

Oh, how funny life gets
This is our song in effect obviously, obviously

(To Kill A King zette Howling op de Word Of Mouth EP en vreemd genoeg niet op de eerste langspeler Cannibals With Cutlery. Een klein gemis op een uitstekend debuutalbum. Het is een nummer over eerste afspraakjes, de spanning ervan en de sluwe aard van de mens. Maar ik dacht daar weer eens heel anders over.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Even voor eeuwig

Ze liepen door de sneeuw naar de Statenlaan. De wereld was wit en de vlokken zegen neer. Als je goed naar haar keek kon je het zien. In haar ogen, aan haar lichaam. Maar niemand keek, want er was niemand op straat. Ze waren alleen, min of meer. Hij fotografeerde haar, haar stralende lach en de onbeschreven grond waar voetstappen even voor eeuwig bleven staan.

And all the roads we have to walk are winding
And all the lights that lead the way are blinding

Toen was het modderpaadje nog gewoon een paadje en het afgebrande huis nog gewoon een huis. Toen schreeuwde hij nog niet in het tunneltje om een echo te horen. Op de terugweg sneeuwde het nog steeds. Hij maakte foto’s van het donker en het wit. Voor later. Misschien. Want twee maanden na de sneeuw zou alles anders zijn.

(Ryan Adams is niet vies van een cover. Wonderwall is misschien wel zijn meest geslaagde. Dat vond Noel Gallagher ook. Het staat op het album Love is Hell pt. 1.

De titel Wonderwall komt van de gelijknamige, weinig succesvolle film uit 1968, die enkel in herinnering wordt gebracht door de soundtrack van George Harrison. Het gaat over een bijzonder sterk ontwikkelde affectie voor een meisje aan de andere kant van een huiskamermuur, de ‘wonderwall’, waarin geleidelijk steeds meer kijkgaten komen. Als het meisje een overdosis neemt, blijkt die wonderwall haar redding. En misschien ook wel die van hem.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

De zomer van 1992

Een jongen uit ons dorp werd Nederlands kampioen. Een stel vakantiegangers won het EK. En er lag een verre reis in het verschiet. De zomer van 1992 duurde lang en er gebeurde veel en toch ook bijna niets, terwijl ik alle dagen te vinden was op en rond de enige heuvel in de verre omtrek. Op en rond de fietsbrug.

Als de zon hoog genoeg aan de hemel stond, sloot ik mijn ogen en beklom ik de noordkant als een Alpencol. Staand op de pedalen. Op de top wachtte altijd wel een vriend. We schreven onze namen op de reling, voetbalden op het veldje aan de voet en bewezen al balancerend onze lef, want we waren toen nog hartstikke onsterfelijk.

En toen volgde nog die verre reis. We namen afscheid. Het leek voor altijd, het leek op een scene in een film. Ik liep naar beneden en jij liep de andere kant op. Toen ik omkeek zag ik alleen nog de bovenkant van je hoofd en het avondrood.

And whoever wants can tell us that we can’t come back.
But we will time and time again, to this hill.

(In 2009 vierden de bandleden van Snowmine samen met wat vrienden 4th of July op een heuvel in Vermont. Daar dachten ze aan hun jeugd, aan de dingen die toen zo vanzelfsprekend waren en waar ze nu zo dankbaar voor zijn. The Hill verscheen twee jaar later op het album Laminate Pet Animal.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Een slotakkoord

Dit is geen vrolijk verhaal. Want ik lag in bed en jij was dood en ik schreef over een vriend en de maan. Daarna huilde ik even en pakte ik een nieuw vel papier. Daarop kraste ik de titels van vijf prachtige liedjes. Liedjes uit de categorie ‘Waarheen, waarvoor’. Voor het geval dat.

De volgende dag was ik op jouw begrafenis, alleen een beetje aan de vroege kant. Je was tenslotte pas 19. Het was ook verdomde droevig en ik las mijn verhaal voor in een volle kerk. Het bleef stil en niemand klapte, maar dat is vrij normaal. Het een en ander was zelfs opgenomen, op cassette, voor later. Ik kreeg ook een kopie. (Waar zou het gebleven zijn?)

Op het vel papier kraste ik liedjes weg en liedjes erbij. Vijf jaar later hoorde ik dit

“Oh, I will surprise you sometime
I’ll come around
when you’re down”

Mijn slotakkoord. Voor het geval dat.

(Untitled van Interpol is de openingstrack op het eerste studioalbum van de band; Turn on the Bright Lights. Het is somber, zwaar, maar ergens ook hoopvol. Multi-interpretabel natuurlijk, mede door de korte tekst. Ik hou het op een boodschap. Van iemand waar je afscheid van nam.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Dus trokken we die nacht langs kroegen en grachten

Dorstig. Dat waren we. Naar liefde, naar vrijheid, naar drank. Die cijfers? Konden ons gestolen worden. Zeiden we. Ik stond op de uitkijk terwijl iemand ongemerkt een aantal flessen drank ‘vond’ achter de bar.

Het eindexamenfeestje was benepen en verstikkend. Vonden we. Dus trokken we die nacht langs kroegen en grachten, hardop dromend en gelovend dat er nooit een morgen kwam. Alles was vandaag en niets kon wachten. We waren zonen en dochters van hongerige geesten.

“Now we’ll say it’s in God’s hands
But God doesn’t always have the best goddamn plans, does he?”

De dag kwam toch. De flessen dreven in het water. De dorst bleef. En in die ochtendstond kon ik aan niets anders denken dan aan die leraar die tijdens het laatste examen op mijn antwoordenblaadje keek. En hoofdschuddend lachte om wat hij zag…

De dolende jeugd.

Spencer Krug zag zijn (en mijn) generatie als ‘Dear Sons and Daughters of Hungry Ghosts’; nazaten van peta’s, geesten in een boeddhistische kosmos. Met, zoals hij het zegt, ‘Insatiable thirsts, and hunger for whatever…’.

(Het nummer verscheen in 2004 op Wolf Parade (6 songs EP). Die moet je hebben. Want de gepolijste versie die een jaar later op het debuutalbum terecht kwam (Apologies to the Queen Mary), heeft duidelijk aan intensiteit ingeboet.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Na uren op de dansvloer

Eigenlijk had hij een gruwelijke hekel aan dat nummer. Maar op één of andere manier was het hún nummer geworden. Elke zaterdagavond zochten ze elkaar op, na het horen van dat korte, kenmerkende intro. De uren op de dansvloer waren dan niet voor niets geweest. Hij kreeg bijna tien minuten met haar, want de dj draaide het theatrale lied altijd helemaal. En haar vriend was er nooit.

Ze zong hard. Schreeuwen was het meer. Ze danste daarbij uitgelaten. En hij deed maar een beetje mee, balancerend op de grens van schaamte en laisser faire. De kans op een eenzame aftocht naar huis was te groot voor een totale overgave. Tijdens het verslag van de honkbalwedstrijd dwaalden zijn gedachten af. Naar iets moois. En als het stil was geweest had hij in haar oor gefluisterd:

Somehow I like you.
In some ways I want you.
Somehow I like you now.

In het verstilde He Said, van de Berlijnse band Dominique, worden deze woorden als een mantra herhaald. Verwachtingsvol wellicht, misschien tegen beter weten in. Maar het moet gezegd. Het kan maar beter gezegd.

(Het verhaal van Dominique leest overigens als een goed verzonnen biografie. Misschien is het dat ook wel. Want als schrijver Ingo Niermann op een vlooienmarkt de single Money I Want More koopt, vindt hij daarin een flink aantal bankbiljetten. Het lijkt hem een goed plan om dat geld te herinvesteren in muziek en hij vraagt Dominic Eichler om een album op te nemen. Speak To Me, met daarop He Said, krijgt een gelimiteerde oplage en een cultstatus. Meer moois van dat album: Venice, Goodtime en Great Space.)

Misschien wel het mooiste liedje van...